11A
De vijanden naderen de stad. Het Romeinse consult riep de soldaten bijeen. Eén van hen was Horatius Coces. Een jonge man met een groot lichaam, en ervaren in de oorlog. De Consul zei als volgt: "Romeinse soldaten, wij zijn in groot gevaar. Jullie, jonge mannen zijn onze enige hoop. Jullie zijn altijd onoverwinnelijk, en jullie kunnen nu ook de Etrusken overwinnen. Maar de vijanden zijn overal rondom de stad, en kunnen meteen een aanval doen. Er is hoop op redding, als jullie de vijanden niet vrezen. Het lot van de Romeinse stad is volledig in jullie handen. De stad is goed beschermt. De muren beschermen de ene kant, de rivier de Tiber aan de andere kant. Alleen de brug geeft toegang. Daarom moeten jullie de brug bewaken." Horatius en de andere soldaten waren op de wachtpost bij de brug. Dag en nacht stonden ze, toen plotselling Horatius vijanden op de Janiculum zag staan. De Janiculum was nu van de vijanden. Kijk! De Etrusken renden naar de brug. Zij riepen: "Rome, je bent er geweest, Romeinen, jullie zijn er geweest." Toen gooiden de mannen rondom Horatius hun wapens weg, en begonnen te vluchten naar de stad.
***
11B
Maar Horatius pakte de mannen een voor een vast, en hield ze tegen, en zei: "Houd op, ik bezweer jullie bij de goden en de mensen! Als wij vluchten, en de brug intact achterlaten, zal Rome van de vijanden zijn. Helpt mij, red de stad! Breek de brug af, steek hem in brand! Ondertussen houd ik de vijanden tegen." Daarna bleef hij voor de brug staan, en schold de Etrusken uit. "Slaven van tirannieke koningen, onwetend van de vrijheid vallen jullie onze vrijheid aan." De vijanden rennen al boos op Horatius in, als ze tegelijkertijd het gekraak van een instortende brug horen, en het geschreeuw van vrolijke Romeinen. Ze bleven verschrikt staan. Dan smeekt Horatius: "Vader Tiber, wees welwillend aanwezig, en ontvang deze wapens en soldaten genadig." Vervolgens sprong hij gewapend in de rivier, en zwom ongedeerd naar de stad. Omdat de Etrusken Rome niet konden veroveren, begonnen ze de stad te belegeren. Horatius behaalde grote roem, en de burgers zetten zijn standbeeld neer op de plaats van de volksvergadering.
***
11C
In het legerkamp van de Etrusken gaven koning Porsenna en zijn secretaris soldij aan de soldaten. Beide mannen waren schitterend gekleed. De soldaten waren daar samengekomen waar de koning en zijn secretaris zaten, toen plotseling een jonge man naar hen toe rende en de secretaris doodstak. Zodra hij de secretaris doodstak baande hij zich een weg door de panische menigte. Maar de slaven van de koning pakte hem vast, en sleurden hem terug naar de koning. Daar zei hij meer angstaanjagend dan bang: "Ik ben een Romeinse burger, ze noemen me Gaius Mucius. Ik verlang de vernedering van het beleg te wreken. Ik kwam jullie kamp binnen omdat ik de koning wilde doden. Als vijand wilde ik een vijand doden. Nu heb ik me vergist, maar ik ben voor de dood niet minder dapper dan voor een moord, zoals alle Romeinen."
Maak jouw eigen website met JouwWeb