13A
Veel burgers verlieten Rome en zij vluchtten naar de vlakbijgelegen stad. De overigen weken uit naar Capitool, behalve sommige senatoren van hoge leeftijd, omdat zij liever thuis een waardige dood wilden afwachten.
Deze oude mannen zaten thuis in toga gekleed. De Galliërs nadat zij de volgende dag Rome binnenkwamen, namen de stad zonder geweld in, want zij zagen geen gewapende mannen. Ze komen aan bij het Forum en zien de tempels van de goden en het Capitool.
Hoewel de Galliërs een hinderlaag vreesden - de stad was verlaten - wilden zij toch naar buit op zoek en gingen de huizen binnen. Stomverbaasd vonden zij de mannen in de huizen, die vanwege hun houding gelijk waren aan de beelden van de goden. Een zekere Galliër wil dan de baard van Marcus Papirius aaien. De oude man riep uit:
"Raak mij niet aan", en tegelijk slaat hij met zijn scepter op het hoofd van de Galliër. Vervolgens richtten de boze Galliërs een groot bloedbad aan. Want zij doodden alle oude mannen die in hun stoel zaten. Met fakkels steken ze de huizen en tempels van de stad in brand. De Romeinen zien vanuit het Capitool de stad vol vijanden, overal zien ze vlammen.
In de gehele stad horen zij geschreeuw van vijanden en het instorten van de tempels en de huizen. Het lot dwong ze alles te verdragen.
***
13B
Nu was het Capitool ook in geweldig groot gevaar, want de Galliërs probeerden 's nachts in stilte om hoog te klimmen. Niet alleen de bewakers, maar ook de hond merkte hun aankomst niet. Maar plotselling maakten de ganzen, geweid aan Juno, een groot lawaai en ze wekten aanvoerder Manlium en de overige jongemannen. Terwijl de overige beefden, snelde Manlius de galliërs tegemoet en wierp een Galliër die al op de muur stond, met zijn schild naar beneden. Daarna wierpen veel wapens en stenen van de Romeinen alle Galliërs van het Capitool. Brennus, de koning van de Galliërs hield de stad vast. Slechts één man kon Rome nu redden: Camillus! Toen riepen de Romeinen hem terug uit ballingschap. Maar voordat hij kwam, dwong de honger de Romeinen vrede te maken. Brennus vroeg duizend pond goud van de Romeinen. De Romeinen wanhoopten aan de komst van Camillus. Daarom leverde de Romeinen duizend pond goud over aan de Galliërs. Maar de Galliërs legden te zware gewichten op de weegschaal. De aanvoerder van de Romeinen wilde het weigeren toen de brutale koning zijn zwaard aan de gewichten toevoegde en hij riep uit: "Wee de overwonnenen!" Kijk! Toen kwam Camillus met zijn soldaten en riep: "Het Romeinse zwaard en niet goud verdrijft de Galliërs." De Galliërs pakken angstig hun wapens en stormen op de Romeinen af. Na een kort tijd joeg Camillus de vijanden de stad uit. zegenvierend keerde hij terug naar de stad, en het volk noemde hem Romulus en de tweede stichter van de stad.
***
13C
De schoolmeester leidde niet alleen in vrede, maar ook in oorlog de jongens van de poort weg naar de velden en zij besteedden hun tijd aan spelen en serieuze gesprekken. Maar de schoolmeester was van plan een misdaad te begaan. Dus wat deed hij? Hij bracht de jongens, onwetend van gevaar, tot opperbevelhebber Camillus in het Romeinse legerkamp. Hij zei tot opperbevelhebber Camillus de volgende woorden: 'Deze jongens lever ik uit aan de Romeinen. Zij zijn zoons van ouders van hoge afkomst. Als jullie hen als gijzelaars accepteren, zal de hele staat van de Faliskers in jullie macht zijn.' Dus waren de jongens in groot gevaar. Maar Camillus antwoordde boos: 'Je bent niet bij een misdadig volk en ook niet bij een onbetrouwbare opperbevelhebber met een misdadig geschenk gekomen. Wij zijn geen bondgenootschap met de Faliskers, maar oorlog. Maar wij vechten niet met jongens, maar met soldaten.' Toen is de schoolmeester op bevel van Camillus beroofd van zijn toga en zijn zijn handen achterop zijn rug gebonden. Zo levert hij hem uit aan de jongens en hij geeft ze één voor één takken. Verdrijf hem met deze takken uit mijn legerkamp en voer hem naar jullie stad. En zo deden de jongens.
Maak jouw eigen website met JouwWeb