9A
De vijanden naderden de stad. De consul van de Romeinen riep de soldaten bijeen. Een van hen was Horatius Cocles, een jongeman met een groot lichaam en ervaren in de oorlog. De consul zei zo: "Romeinse soldaten, Rome is in groot gevaar! Jullie, jongemannen, zijn de enige hoop voor de stad. Altijd waren jullie onoverwinnelijk, maar nu zijn er overal vijanden rond de stad en maken ze de Romeinen bang. Jullie zijn onze enige hoop, zodat jullie niet bang worden voor de vijand. Het lot van de Romeinse stad ligt geheel in jullie handen. De stad is goed beschermd: de muren beschermen de ene kant, de rivier de Tiber de andere kant van de stad. Alleen de brug biedt toegang. En moeten de brug bewaken."
Horatius en de andere soldaten waren op de wachtpost.
Dagen en nachten stonden zij daar.
Toen zag Horatius plotseling de vijanden op de Janiculus .
Nu was de berg Janiculus van de vijanden.
kijk, de Etrusken rennen naar beneden de brug op en zij roepen: Rome is er geweest! de Romeinen zijn er geweest!
Toen gooiden de mannenrondom om horatius hun wapens weg en zij begonnen te vluchten naar de stad.
***
9B
In de slaapkamer hebben zij een groot wonder gezien. De jongen sliep rustig, toen boven zijn hoofd vele vlammen verschenen. Nadat de slaven toesnelden en water brachten, hield de koningin hen tegen. Ze verbood allen de jongen te bewegen. Plotseling werd de jongen wakker en verdwenen de vlammen. De koningin begreep het wonder en nam haar man apart. "Zie je de jongen?," zei ze. "Zijn hoofd brandde. Vreesde je de vlammen? Waarom was je bang? Je hebt immers een groot wonder gezien. De vlammen duiden op zeer grote roem. De jongen is bijzonder. We moeten hem als onze zoon opvoeden." Daarna had de koning het hele personeel bijeengeroepen en heeft gezegd: "Het hoofd van de jongen brandde, zoals jullie zelf hebben gezien. Maar de jongen is ongedeerd. Dat is een wonder: de goden hebben hem aan ons toevertrouwd."
***
9C
Tarquinius regeerde al achtendertig jaren. Servius Tullius was niet alleen geliefd bij de koning, maar ook bij het volk. Tarquinius heeft zijn dochter met hem laten trouwen. Ook heeft hij hem tot erfgenaam van het rijk gemaakt. De twee zonen van Ancus waren echter boos. Want Tarquinius hield niet alleen de heerschappij door fraude vast, maar ook heeft hij in hun plaats de zoon van een vijand erfgenaam gemaakt. Ze verlangden Tarquinius te doden en hebben een aanslag voorbereid. Ze hebben de misdaad niet zelf gedaan, maar hebben twee wrede herders voor de misdaad uitgekozen. Zij hebben gedaan alsof ze in het paleis een felle ruzie hadden.
Nadat de koning het lawaai had gehoord, heeft hij hen laten komen. Beide herders hebben zich naar de koning gehaast. Plotseling heeft de ene herder een bijl tevoorschijn gehaald en heeft hem neergeworpen in het hoofd van Tarquinius. Daarna zijn beiden ontvlucht en hebben ze de stervende koning achtergelaten.
Maak jouw eigen website met JouwWeb